Jagen op stropers

Elk jaar leggen duizenden olifanten, neushoorns en andere dieren het loodje door stropers. Parkwachters voeren een steeds hardere strijd. Onderzoekers schieten ze daarbij te hulp met de nieuwste technologie en kunstmatige intelligentie. Maar anderen kiezen voor een maatschappelijke aanpak.

Bijna drie jaar geleden vatte de douane van Schiphol een 30-jarige Chinese man in zijn kraag. De man was op doorreis van Zuid-Afrika naar Shanghai en had vijf hoorns van neushoorns in zijn tas verstopt. Een jaartje brommen in de gevangenis werd uiteindelijk zijn straf. Dit soort vondsten is in Nederland vrij uitzonderlijk, maar niet in andere landen. En dit terwijl neushoorns al sinds 1977 een beschermde status hebben en er dus niet op ze gejaagd mag worden voor hun hoorn.

Behalve neushoorns worden ook olifanten beschermd tegen deze jacht: de internationale handel in het ivoor is sinds 1989 illegaal. Toch was binnenlandse handel in veel landen tot voor kort nog toegestaan. Zo  begonnen China en de VS hem pas in 2017 deels te verbieden. In 2019 legde Nederland een totaalverbod op. Eerst mocht ivoor van vóór 1947 hier namelijk nog wel vrij worden verhandeld en ivoor van tussen 1947 en 1990 onder voorwaarden.

Het DNA-spoor

De nieuwe verboden volgen op een decennium waarin de stroperij opnieuw hand over hand toenam. De vraag naar ivoor – om onder andere beeldjes en sieraden van te maken – bleek groot, en dat was ook het geval met de vraag naar traditionele medicijnen die van hoorns van neushoorns worden gemaakt. Nog steeds is illegale stroperij aan de orde van de dag en de strijd verhardt. In de beschermde natuurgebieden moeten parkwachters zelfs met wapens op pad om stropers in te kunnen rekenen. Maar ook onderzoekers zetten zich in om neushoorns en olifanten te beschermen. Ze proberen erachter te komen waar stropers precies actief zijn en hoe ze kunnen voorkomen dat die toeslaan. En uiteraard speelt technologie daar een belangrijke rol bij.

Grofweg kan de strijd op drie fronten beginnen: bij de douane die een slagtand of neushoornhoorn in beslag neemt, bij de beschermde natuurparken of bij de sociale en politieke omstandigheden waaronder de stroperij gedijt. Als eerste nemen we de douane onder de loep. In beslag genomen slagtanden bevatten namelijk DNA van de olifant. Daarmee is het spoor terug te volgen naar het gebied waar het dier leefde, bleek het afgelopen jaar uit internationaal onderzoek.

Vrouwelijke lijn

De wetenschappers gebruikten hiervoor geen DNA uit de kern van cellen uit de slagtand, maar uit de mitochondriën, de energieleveranciers van cellen. Dat DNA wordt alleen doorgegeven van moeders naar hun kroost. Het mitochondriaal DNA verraadt daardoor gemakkelijk waar de olifant vandaan kwam. Olifanten leven immers in groepen waar vrouwelijke exemplaren de dienst uitmaken, en die zijn behoorlijk honkvast.

De onderzoekers verzamelden zo veel mogelijk gegevens uit genetische studies naar olifanten. Vervolgens schreven ze een computerprogramma dat het DNA koppelt aan de exacte regio waar de olifant heeft geleefd. Hoe meer olifanten in de database voorkomen, hoe beter het programma de locatie kan bepalen. Zo kan stroperij in die gebieden sneller worden aangepakt, is het idee. Ook voor neushoorns bestaan zulke initiatieven. De vraag is echter wel of parkwachters niet allang weten of er wordt gestroopt in hun gebied. Beginnen bij de douane kan dus ook betekenen dat je achter de feiten aanloopt.

Sensors vs. stroperij

In de natuurparken waar olifanten en neushoorns leven, verschijnen daarom ook allerlei hightech systemen om stropers op te sporen. Frank van Langevelde, hoogleraar dierecologie aan Wageningen University & Research, volgt deze ontwikkelingen op de voet. Een aantal jaar geleden waren drones volgens hem een ware hype. ‘Je kunt daarmee een groot gebied bestrijken en ze zijn van een afstandje redelijk onzichtbaar voor de stropers. Maar op dit moment is de vluchtduur nog te beperkt, gaan drones snel kapot en mag je er lang niet overal mee vliegen. Zodra dat verandert, denk ik dat er veel winst mee te behalen valt.’

Ook sensors wonnen aan populariteit. De ontwikkeling hiervan gaat snel en dat maakt ze geschikt voor verschillende toepassingen in de stroperijbestrijding. Natuurparken hebben steeds vaker een heel netwerk van verschillende sensors. Camera’s met sensoren merken bijvoorbeeld een beweging op en springen dan aan om beelden te maken. Op hekken met stroomdraad is verder te meten wanneer de stroom onderbroken is. Dan heeft waarschijnlijk iemand er een gat gegraven.

Gesnapt

Een geweerschot is bovendien van verre te detecteren met geluidsensors. En licht van bijvoorbeeld een zaklamp en signalen van mobieltjes zijn ook te onderscheppen. Al deze signalen kunnen naar de parkwachters worden gestuurd. Die weten dan waar ze in zo’n enorm gebied naartoe moeten snellen. Op die manier hebben ze meer kans om stropers te onderscheppen, zeker als iemand al wordt gesnapt bij binnenkomst in het park.   

Van Langevelde denkt dat zulke netwerken van sensors zeker bijdragen aan de pakkans of het afschrikken van stropers. Harde bewijzen heeft hij echter niet. ‘Het precieze effect van een sensor is moeilijk te meten. Hoe weet je nu hoeveel olifanten en neushoorns je daar precies mee redt? Maar ik denk dat het allemaal iets helpt.’

Zebra-alarm

En de techniek biedt nog meer mogelijkheden. Britse onderzoekers kwamen in 2016 op het idee om sensors en kleine camera’s om te hangen bij neushoorns. Parkwachters krijgen dan meteen een waarschuwing als iemand te dicht bij zo’n dier komt. Binnen tien minuten kunnen ze in een helikopter ter plaatse zijn. Resultaten zijn nog niet bekend, maar Van Langevelde is helemaal niet enthousiast over dit idee, en ook andere onderzoekers zijn kritisch. ‘Als een sensor een signaal doorgeeft, dan ben je vaak toch te laat. De neushoorn is al dood voordat de parkwachter verschijnt. Bovendien bestaat het gevaar dat stropers de sensor kunnen uitlezen. Daarmee speel je ze in de kaart, want dan weten stropers ook precies waar ze moeten zijn.’

Met zijn collega’s onderzoekt Van Langevelde zelf ook een nieuwe methode met sensors. Al jaren volgen ze het gedrag van antilopen, zebra’s en gnoe’s als er leeuwen bij hen in de buurt komen. Ze hingen daarvoor zenders om de nek van 135 van deze prooidieren. ‘Als zebra’s een leeuw tegenkomen, slaan ze kortstondig op de vlucht. Maar als het gevaar geweken is, lopen ze nog steeds onrustig rond, zelfs uren later.’ Waarom het belangrijk is om dat te weten? Het bracht Van Langevelde op een idee. ‘Wat als die dieren nu een specifiek patroon laten zien als er stropers in het gebied zijn? Aan de hand van het gedrag van zebra’s zou je stropers op kunnen sporen ruim voordat die een neushoorn of olifant vinden.’

In de eerste test speelden de onderzoekers zelf voor stroper en analyseerden ze daarna de gps-gegevens van de gezenderde dieren. Het resultaat was verbluffend, vertelt Van Langevelde. In bijna 90 procent van de gevallen kon het computermodel voorspellen of de dieren waren verstoord.

Reactie op stropers

‘Het zenderen van hoefdieren als zebra’s en wildebeesten heeft het voordeel dat stropers weinig kunnen doen om de reacties van de dieren te voorkomen. In die uitgestrekte gebieden zijn de stropers ook weer niet vaak zo vaak aanwezig dat de dieren eraan wennen’, legt Van Langevelde uit. In dit park waren overigens geen leeuwen. Bij de volgende stap gaan de onderzoekers de reacties op leeuwen vergelijken met de reacties op verstoringen van stropers. ‘We verwachten dat hoefdieren anders reageren op stropers dan op roofdieren en willen die reacties bestuderen’, zegt Van Langevelde.

De sensors lijken stropers al af te schrikken. In het wildpark waar de eerste proef plaatsvond, zijn in ieder geval nauwelijks nog pogingen ondernomen om er binnen te komen. Maar het zenderen van hoefdieren heeft ook nadelen. ‘De zenders zijn vrij groot en opvallend. Parkeigenaren zitten daar niet altijd op te wachten vanwege de bezoekende toeristen. Bovendien moet je de dieren vangen en verdoven om ze een zender om te hangen.’ Hoe hoopvol Van Langevelde ook is, hij blijft voorzichtig antwoorden op de vraag hoeveel zijn methode dan gaat bijdragen aan het einde van de stroperij. ‘Dé oplossing bestaat gewoon niet. Het zal afhangen van meerdere methodes.’

Digitale klopjacht

Stroperij blijft dus een ontzettend complex probleem, weten de onderzoekers die werken aan oplossingen. Er gaat namelijk heel wat meer achter schuil dan je op het eerste gezicht zou denken. Stropers opereren bijvoorbeeld nooit alleen. Zij werken voor criminele organisaties die handelen in ivoor en hoorns. In het Afrikaanse Mali houden ook jihadisten zich ermee bezig. De handel gaat in dergelijke landen vaak samen met het smokkelen van drugs, wapens en mensen. En dat is een miljardenbussiness.

Politieonderzoeker Jan-Kees Schakel weet veel van de opsporing van misdadigers en gebruikt die kennis nu voor de natuurbescherming. Hij ontwikkelt het Platform for Wildlife Intelligence, dat het voor parkwachters gemakkelijker maakt om een grote hoeveelheid gegevens te verzamelen en te combineren. Ziet een parkwachter een voetafdruk, een bandenspoor, een batterij van een zaklamp of een vuurplaats, dan is dat eenvoudig in te voeren. Sensorgegevens komen vanzelf binnen en zelfs internetfora en Twitter worden afgespeurd naar aanwijzingen. In principe kunnen er steeds nieuwe apps aan het platform worden toegevoegd. Artificial Intelligence (AI) koppelt alles aan elkaar. Parkwachters moeten zo steeds betere waarschuwingen krijgen waar stropers actief zijn en hoe ze te werk gaan.

Het platform van Schakel geeft ze ook de mogelijkheid om samen te werken met mensen die in de buurt van de natuurgebieden wonen en zelfs met toeristen. Die kunnen hun waarnemingen aan de parkwachters doorgeven of rechtstreeks in een app invoeren. Ook bij de projecten van Van Langevelde is er trouwens sprake van samenwerking met de lokale bevolking, maar de techniek blijft het belangrijkste element. 

Rijke toeristen

Toch mikt niet iedereen op technische hulpmiddelen. Bram Büscher, hoogleraar ontwikkelingssociologie aan de Wageningen University & Research richt zich juist alleen op de bevolking ter plekke. Hij bestudeert de sociale en politieke context waarin stroperij en natuurbescherming plaatsvinden. Geld verdienen is een belangrijk motief, maar er speelt volgens Büscher nog meer.

‘Stroperij is een sociaal vraagstuk. Ik denk zelfs dat de militarisering van de stroperijbestrijding onderdeel is van het probleem.’ Hij doelt op de strenge beveiliging bij de parken of mensen die soms gedwongen moeten verhuizen, omdat het park uitbreidt. ‘Daar komt de tegenstelling tussen de zwarte en witte bevolking nog bij. Witte mensen hebben nog steeds vaak de leiding in natuurparken en alleen rijke toeristen zijn welkom. Dat geeft spanningen.’ Mensen zonder kwaad in de zin voelen zich dan ook benadeeld. Hierdoor, stelt Büscher, gaat hun band met de natuur verloren. 

Hij denkt daarom dat sensors en andere technische oplossingen de stroperij zeker niet volledig zullen stoppen. Büscher wil dat de grenzen van natuurgebieden juist minder strikt worden en omwonenden mogen meebeslissen over een park. Büscher: ‘We weten uit onderzoek dat dit helpt.’

Verschuivend probleem

De grote vraag is natuurlijk of de inspanningen van de onderzoekers op tijd komen. Hoe ziet de toekomst eruit voor neushoorns en olifanten? In Tanzania bijvoorbeeld lijkt de stroperij van olifanten voorzichtig af te nemen. En in Zuid-Afrika bestaat de indruk dat de toename van neushoornstroperij sinds 2015 voorbij. Maar volgens Van Langevelde is het einde van de stroperij nog lang niet in zicht: ‘We zien de afname in de stroperij van neushoorns alleen in Zuid-Afrika. Daar steken ze veel energie in de bescherming van het bekende Krugerpark. Helaas verplaatst het probleem zich dan naar andere gebieden die minder goed beveiligd zijn. Over heel Afrika neemt de stroperij nog niet af.’

Büscher is er desondanks van overtuigd dat olifanten en ook neushoorns voorlopig niet zullen uitsterven: ‘Stroperij speelt vooral in bepaalde natuurgebieden van de overheid. In kleine private Afrikaanse parken leven zo’n zevenduizend neushoorns en dat aantal is gegroeid.’ Maar wanneer is deze vorm van criminaliteit dan voorbij? Van Langevelde: ‘Ik verwacht dat dit pas echt gebeurt als de vraag naar hoorn en ivoor in Azië afneemt.’ Tot die tijd lijken stropers altijd wel weer een uitweg te vinden. Bijvoorbeeld met een nieuw slachtoffer met ivoren tanden: het nijlpaard. 

De ivoorkoningin

Sinds de jaren zeventig runde de Chinese zakenvrouw Yang Fenglan een restaurant in Tanzania. Ook bekleedde ze hoge functies in de internationale handel tussen dat Oost-Afrikaanse land en China, maar dat bleek slechts een dekmantel te zijn. In werkelijkheid zette ze een lucratieve handel in gestroopt ivoor op. Tussen 2000 en 2014 liet ze er bijna 2000 kilo van naar Azië smokkelen. Totale waarde: 6,5 miljoen dollar. Na een spectaculaire achtervolging werd ze in 2015 met twee handlangers gearresteerd. De Tanzaniaanse rechter veroordeelde Yang Fenglan, bijgenaamd de ivoorkoningin, tot een gevangenisstraf van 15 jaar.

Dit artikel is in KIJK magazine 8/2020 gepubliceerd.

Foto: WUR credit Julia Schäfer

Meer artikelen voor KIJK:

Tags

Ecologie
Wetenschap

Comments are closed.

Omhoog ↑