Er gloort hoop voor riviervissen die over lange afstanden van en naar hun paaigronden trekken. Afgelopen zomer brachten twee besluiten een vrije trekroute voor soorten als de zalm, forel en paling een stukje dichterbij.
Op 23 juni besloot het kabinet om de Haringvlietsluizen alsnog 24 uur per dag op een kier te zetten. Drie weken later, op 14 juli oordeelde de rechtbank in Maastricht dat Rijkswaterstaat ten onrechte een vergunning had afgegeven voor een nieuwe waterkrachtcentrale in de Maas. De voor- én achterdeur van de Nederlandse rivieren gaan een stukje open. Het bewustzijn groeit, maar de zalm is nog lang niet terug op zijn geliefde paaiplaats in de bergen.
Armenvoedsel
Lange tijd kostte het migrerende riviervissen betrekkelijk weinig moeite heen en weer te pendelen tussen paaiplaatsen en andere leefgebieden, waar zij opgroeien of overwinteren. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de jaarlijkse zalmvangst in de benedenloop van de Rijn en de Maas in de negentiende eeuw die varieerde van 20 tot 100 duizend stuks. Zalm werd gezien als voedsel voor de armen. Sinds 1885 ging het bergafwaarts met de zalm door het aanpassen van rivieren voor de scheepvaart, door toenemende vervuiling en door overbevissing.
De laatste zestig jaar is er vrijwel geen zalm meer aangetroffen in de Maas en de Rijn. Intussen belemmerden de Deltawerken en verder stroomopwaarts gelegen obstakels zoals sluizen, stuwen en waterkrachtcentrales de terugkeer van de zalm en andere trekvissen in de rivieren. Aangelegde vispassages waren lange tijd weinig effectief en het uitzetten van jonge zalmpjes in jaren tachtig bleek dan ook weinig succesvol. Toch komt er langzamerhand verandering in de situatie van migrerende vissen.
Europese Kaderrichtlijn Water
Sinds 2000 is de zalmvangst uiteindelijk verboden in de Nederlandse rivieren. In hetzelfde jaar is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht geworden, waarin landen gezamenlijk optrekken om de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater te verbeteren. Om de doelstellingen te bereiken zijn de landen binnen het stroomgebied van bijvoorbeeld de Rijn en de Maas van elkaar afhankelijk. Vervuiling in België of Duitsland mag niet meer afgewenteld worden op Nederland. Omgekeerd moet Nederland als Deltaland de rivieren toegankelijk maken voor vismigratie, zodat Duitse en Belgische inspanningen op dit gebied ook zinvol zijn.
Haringvlietsluizen
De Haringvlietsluizen, als poort van het achterliggende rivierengebied, moesten open, zo werd vastgelegd in de KWR. Het bouwwerk uit 1970 is onderdeel van de Deltawerken die Nederland veiliger maakten, maar ook de uitwisseling tussen het zoet- en zoutwatersysteem een halt toeriep. Om die uitwisseling weer op gang te brengen en vismigratie een kans te geven, is bij de vaststelling van de KRW besloten de sluizen niet alleen bij eb, maar ook bij vloed op een kier te zetten.
Na uitstel in 2008 besloot de huidige regering vorig jaar de realisatie van het plan niet meer te voltooien. Dit leverde een stroom van kritiek op uit Wallonië, Luxemburg, Duitsland en Zwitserland en tevens dreigende financiële sancties van de Europese Commissie. Eind juni zwichtte Minister Atsma onder alle internationale druk en besloot het kabinet alsnog de ‘voordeur’ voor de zalm en andere vissen open te zetten.
Waterkrachtcentrales
Voor de ‘achterdeur’ geldt een ingewikkelder verhaal. Tussen de monding en de bron van de rivier krijgen trekvissen met doolhof vol obstakels te maken, die ook nog in verschillende landen liggen, schetst visserijbioloog en woordvoerder van Visstandverterbetering Maas Cornel van Schayck de situatie. Waterkrachtcentrales, zoals de tot voor kort geplande bij Borgharen, vormen de grootste barrière. Hiervan zijn er inmiddels vier in Nederland, waarvan twee in de Maas, bij Lith en bij Linne.
Bij Borgharen is op dit moment alleen een stuw aanwezig. ‘Een stuw is ook een barrière, maar om een stuw kun je een vispassage maken en die ligt er ook bij Borgharen. Die is vooral bedoeld voor stroomopwaarts zwemmende vissen,’ legt Van Schayck uit. De passage bij Borgharen is een bekkenvispassage, die stukjes snelstromende rivier nabootst. Stroomopwaarts zwemmende vissen volgen hun instinct om tegen de stroom in te zwemmen naar de paaigebieden.
Vispassage
In 2010 is er voor het eerst sinds 80 jaar weer een zalm gevangen in de Ourthe, een zijrivier van de Maas kort over de grens in Belgie. Dit is volgens Van Schayck geheel te danken aan de pas aangelegde bekkenvispassage te Borgharen. Voor de lange trek naar zee laten de vissen zich echter meevoeren met de snelste stroming. Die vissen gaan niet door de vispassage, maar rechtstreeks over de stuw of door de turbine, afhankelijk van waar de grootste stroom doorheen gaat.
‘Zelfs over een stuw vallen is veel minder schadelijk dan door een turbine gaan, waar een aantal rotorbladen met hoge snelheid ronddraaien. Als na hoogwater het peil snel zakt, dan liggen er veel geknakte alen en andere gewonde vissen langs de oever.’ De vissen sterven ook in de vuilroosters die voor een waterkrachtcentrale liggen. De sterfte wordt geschat op 10 tot 50 procent per waterkrachtcentrale, dus bij meerdere centrales stapelt de sterfte zich cumulatief op. Van de jaarlijks duizenden uitgezette jonge zalmpjes in België, 25.000 in 2011, keren er slechts enkele terug als volwassen zalm.
Lokstroom
Het huidige ontwerp voor de waterkrachtcentrale bij Borgharen voorzag enkel in een lange betonnen goot, een zogenaamd vertical slot. Volgens Visstandverbetering Maas is dit weinig effectief. ‘Het probleem is de lokstroom waardoor de stroomopwaarts trekkende vissen moeten worden aangetrokken. Er gaat een veel geringer debiet door de vertical slot, dus de lokstroom is veel kleiner dan bij een bekkenvispassage.’ De huidige bekkenvispassage zou verdwijnen door de bouw van de centrale, terwijl een nieuwe bekkenvispassage om de centrale heen teveel debiet van de centrale weg zou nemen. Voor een goede werking van een waterkrachtcentrale in het platte Nederland is echter een groot mogelijk debiet nodig bij gebrek aan hoogteverschillen om energie op te wekken.
De maximaal toegestane vissterfte bij knelpunten in de Maas is 10 procent en wordt nu al overschreden door de centrales bij Linne en Lith. Daarom besloot de rechter afgelopen juli de vergunning voor de centrale bij Borgharen in te trekken. ‘Het gaat nog lang niet goed met de zalm en de aal in de rivier. Juist vanwege het cumulatieve effect van waterkrachtcentrales moeten we alleen volledig visveilige waterkrachtcentrales toestaan en die zijn er nog niet.’, stelt Van Schayck.
Licht
Volgens Gerard Manshanden van het bedrijf FishFlowInovations is een visveilige centrale wel een realistisch scenario voor de nabije toekomst. ‘Wij zijn momenteel bezig bij de waterkrachtcentrale bij Linne met het uittesten van een lichtsysteem voor visgeleiding. Het ziet er hoopvol uit. We hebben door gebrek aan water tot nu toe twee keer getest en bij 50 M³ per sec kwam er geen vis door de turbine. Bij 100m³ een paar, maar dat is waarschijnlijk ook te wijten aan het feit dat ons lampenrek tegen het grofvuilrooster staat en de stroomsnelheid daar voor de vis te hoog is om nog te kunnen vluchten.’ Voor Visstandverbetering Maas is het echter nog te vroeg om hier conclusies aan te verbinden. Het systeem zou namelijk de ene vis afstoten en de andere vis juist aantrekken en bovendien bij een hoger debiet de vissen alsnog meevoeren de turbine in.
De centrale bij Borgharen zou een piekvermogen van 11 MW hebben en jaarlijks 13 duizend huishouden van energie kunnen voorzien. Toch vallen Nederlandse waterkrachtcentrales volgens internationale begrippen in de categorie ‘Small hydropower’. Verschillende bronnen bevestigen dat het rendement van waterkrachtcentrales in Nederland zo gering is dat zij alleen kunnen bestaan dankzij subsidies voor groene stroom.
Waterkracht
Van Schayck: ‘ We moeten ons afvragen of Nederland, met het geringe rendement van dit soort centrales, dit wel moet doen in onze rivieren. De Rijn, de Maas en de Waal zijn hoofdrivieren. Zij vormen het verzamelbekken, waar alle vis doorheen moet die van zee komt of naar zee gaat. Het stroomgebied daarachter bestaat uit ontelbare haarvaten. We moeten Europees denken en waterkracht opwekken daar waar het de minste milieuschade veroorzaakt, oftewel in kleine stroompjes met een groot verval. En ook daar moet het visveiliger. ‘
De ontwikkelingen rond waterkrachtcentrales lijken inderdaad na de beslissing van afgelopen zomer een andere kant op te gaan. ‘Inmiddels liggen er twee waterkrachtcentrales op de ontwerptafel van een veel bescheidener formaat van 1 MW, die helemaal zijn ontworpen vanuit de gedachte om vissen veilig te laten passeren. Dat is goed nieuws’, voegt Van Schayck hoopvol aan haar verhaal toe.
Vrije trekroute
De weg naar een vrije trekroute voor zalm, forel, paling en vele andere soorten is nog lang, maar de huidige kennis en techniek verplichten ons wel om stappen in die richting te zetten, betoogt Van Schayck. ‘Dat is een kwestie van beschaving. We weten dat vissen dit doen en simpelweg niet anders kunnen. Laten we daarom van ons watersysteem geen doolhof en geen roulette maken.’ Volgens de KRW moet het al in 2015 zo ver zijn dat alle wateren een ‘goede toestand’ hebben bereikt. Met alle economische perikelen kan Europa daar nog een zware dobber aan hebben. Maar: de dubbele winst van deze zomer kan de zalm en vele andere vissen niet meer afgenomen worden.
Dit artikel is verschenen in tijdschrift De Nieuwe Wildernis.
Toevoeging 14 december 2018: De waterkrachtcenrale bij Borgharen mag toch worden aangelegd. Dit besloot de Raad van State in december 2017. Het Kierbesluit voor de Haringvlietsluizen trad op 15 november 2018 officieel in werking. De eerste testopeningen zijn in december geweest.
Tags