De uiterwaarden van de Gelderse Poort gaan in de nabije toekomst grondig op de schop. Daarmee krijgt natuurontwikkeling in het gebied een sterke impuls. Bovendien biedt de nieuwe inrichting meer ruimte aan het water wanneer de rivier grote hoeveelheden water moet verwerken.
Onlangs kreeg een plan voor de herinrichting van de Millingerwaard groen licht van staatssecretaris Joop Atsma van Infrastructuur en Milieu. De herinrichting is op zijn minst een opmerkelijk besluit, gezien de bezuinigingen van de regering op natuurbeleid. De focus bij de Millingerwaard lijkt dan ook op waterveiligheid te liggen. Natuurontwikkeling wordt hieraan gekoppeld. Een nieuw te graven geul komt in directe verbinding met de Waal te staan. Het verbindingsstuk wordt nu nog gekenmerkt door bedrijvigheid bij De Beijer (zand- en grind). Met het vertrek van dit bedrijf en de aanleg van de nieuwe geul krijgt het water uit de Waal meer vrij spel. Het doel is een waterstandsdaling van 9 centimeter te bereiken. In 2015 moet de Millingerwaard een belangrijke bijdrage leveren aan een veilige afvoer van 16 duizend kuub water per seconde. René Tank, projectleider voor het project Millingerwaard van de Dienst Landelijk Gebied ziet de oorspronkelijke dynamiek van een wilde rivier als de Waal graag terugkeren, hoewel dit volgens hem ook kan botsen met andere natuurdoelen. “We hebben tegelijk te maken de richtlijnen van Natura 2000, dat natuurdoelen in stand wil houden. Wij willen juist natuurontwikkeling. Het is zaak hier een goed evenwicht in te zoeken.”, legt Tank uit. Dat evenwicht is nu gevonden met het nieuwe inrichtingsplan.
Nadat het nieuwe geulenpatroon aangelegd is, zal ook de flora- en faunasamenstelling met de rivierdynamiek mee ontwikkelen. Zo zullen de oeverlijnen voortdurend vervormen en verplaatsen, door het in- en uitstromende water en op sommige plaatsen zal rivierkwel omhoog komen, waar soorten als krabbenscheer en waterviolier zich thuisvoelen. De Waal zal boven de nieuwe nevengeul naast de laatste kiezels vanuit de Alpen ook zand afzetten, wat zal leiden tot de vestiging van unieke Rode Lijstplantensoorten. Iets dat in 1995 al eens door zandafzettingen werd aangetoond, maar nu dus hopelijk structureel. Helaas worden er hier te weinig kiezels afgezet, dus de zalm zal hier nooit gaan paaien. Dat gebeurt verder stroomopwaarts wel.”
Johan Bekhuis, natuurvorser van het eerste uur: “Doordat afgelopen jaar de eerste overstroming sinds zeven jaar plaatsvond krijg je wellicht wederom tijdelijk een soort van heideven imitatie in de Millingerwaard, wat kan leiden tot de komst van zandlibellen. Elk jaar is het na de hoogste waterstand afwachten hoe de natuur reageert. Dat zijn allemaal natuurlijke processen; echter, de concentraties fosfaten en nitraten in de grond worden veroorzaakt door de landbouw en te hoge concentraties leiden tot te hoge dichtheden van braam en brandnetel, daar willen we eigenlijk wel vanaf.” “Enigszins geoefende natuurliefhebbers zullen het verschil al snel zien”, is de overtuiging van Tank. Dit geldt zeker aangezien de nieuwe inrichting ook voorziet in meer struinroutes, fietspaden en uitzichtpunten voor recreanten Een streven naar maximale ontplooiing van de natuur is er uiteraard wel. In 2015 moet het allemaal hydrologisch klaar zijn, daarna gaat er cyclisch verjongd worden, zoals dat heet (menselijk ingrijpen voor de waterveiligheid op een manier zoals de natuur het zelf zou doen, red.). Aan de hand van een zogenaamde imitatierivier zal de omvang en de groei van de biomassa in het gebied worden bepaald. Dan weet je echt of de natuur groeit.
Verbinden tot groter geheel
Boswachter Gerrit van Scherrenburg vertelt, net als de meeste andere in dit gebied werkzame natuurontwikkelaars, met een grote glimlach over de nieuwe natuur in de Gelderse Poort. Staatsbosbeheer Gelderse Poort is betrokken bij de ontwikkeling van riviernatuur en verzorgt het beheer ervan. Van Scherrenburg: “Voor mij is echte wildernis dat we het landschap openbreken en de natuur dan verder haar gang laten gaan. Wij bekijken de natuur als een systeem, waarin de rivier de belangrijkste speler is. Maar zonder beheer loop je tegen de grenzen van de veiligheid aan”, legt Van Scherrenburg uit. Hij doelt hierbij op de spontane ontwikkeling van wilgenbos in de uiterwaarden, waardoor de rivier dan minder ruimte krijgt. Daarom zet Staatsbosbeheer grote grazers in, zoals runderen en paarden, die elkaar aanvullen in graasgedrag. “Runderen zijn bulketers, die grote happen nemen. Ze faciliteren daarmee de paarden. Die eten namelijk heel nauwkeurig en kunnen het gewas korter afgrazen”, aldus Van Scherrenburg. Die grote grazers houden de uiterwaarden open, waardoor de rivier bij hoogwater de ruimte heeft.
Steeds meer uitwaarden langs de Waal hebben of krijgen verbindingen met elkaar. Wens is dat de grazende kuddes in de toekomst de ene dag bij Millingen hun kostje bij elkaar kunnen scharrelen en de andere dag bij Nijmegen te zien zijn. Van de Stadswaard bij Nijmegen tot de Bisonbaai bij Ooij zijn die verbindingen nu klaar, verder oostelijk moeten ze nog komen. De nieuwe inrichting van de Millingerwaard zorgt over enkele jaren wel al voor aansluiting met de Erlecomse Waard.
Water- en rietvogels profiteren direct van het nieuwe landschap, waarin rietland en nat grasland zich optimaal kunnen ontwikkelen. Bij de Oude Waal staat nu, na hoogwater in de winter, ook in het broedseizoen nog water. Bovendien krijgt het riet een extra steuntje in de rug door afplaggen en bescherming van het jonge riet tegen ganzen. “Soorten als de blauwborst, de grote karekiet, de roerdomp en de bruine kiekendief zijn afhankelijk van het riet. Als er weer goed riet is, maken zij hier al snel gebruik van. Nat grasland trekt vooral weidevogels en eenden.” Terwijl de Stadwaard geheel is opengesteld voor bezoekers, is de Oude Waal afgesloten. Het gebied is het best te bekijken vanaf de dijk, waar bezoekers overzicht hebben over het gebied en met een goede verrekijker watervogels van dichtbij kunnen bekijken.
Overkant Waal
Aan de overkant van de Waal worden de uiterwaarden ook geschikt gemaakt voor ontwikkeling van nieuwe natuur en voor recreatie, zoals in de Bemmelse Waard en de Klompenwaard. In die laatste waard knapt Staatsbosbeheer, samen met de gemeente Lingewaard, fort Pannerden op, zodat het weer opengesteld kan worden voor bezoekers. Zij kunnen dan genieten van het prachtige uitzicht op het splitsingspunt van de Rijn en uitkijken over de Waal en het Pannerdens Kanaal. Aan de noordzijde van de Waal bij Lent wordt een zogenaamde ‘bypass’ gecreëerd, omdat de Waal bij Nijmegen een flessenhals heeft. De Waalsprong bij Lent zal een groot effect hebben op de inrichting van de noordoevers van de Waal, verwacht Gerrit van Scherrenburg. Bovenstrooms van Nijmegen zal Rijkswaterstaat de kribverlaging niet gaan uitvoeren vanwege de Waalsprong en zou de inrichting van de Gendtse Waard ook ter discussie komen te staan.
De brede strook nieuw te ontwikkelen riviernatuur houdt niet op bij de grens met Duitsland. Het Nederlandse deel van 3000 hectare sluit in de toekomst aan op 2000 hectare Duitse riviernatuur. Onze oosterburen zijn echter nog niet zo ver als de Nederlandse natuurontwikkelaars. “In Duitsland is kennelijk veel meer weerstand en ook de aanleg van nieuwe natuur is anders geregeld. Hier stuurt de provincie natuurontwikkeling aan, daar is het de Bund en dat is al snel landelijke politiek. Duitse natuurbeheerders komen wel naar de Millingerwaard om de kunst af te kijken”, legt Van Scherrenburg uit.
Groen-blauwe dooradering
Direct ten zuiden van de Waal, oostelijk van de stad Nijmegen, ligt een gebied van 12.000 ha landschap met daarin vlak polderland, rivieruiterwaarden en heuvelland van buitenlandse allure. Bijbehorende bossen liggen zowel op Nederlands als Duits grondgebied. Het gebied is in 2009 deels bestemd tot Nationaal landschap ‘De Gelderse Poort’, maar aan deze status is niet het benodigde budget verbonden. De bos- en natuurgebieden maken onderdeel uit van de Ecologische Hoofd Structuur. Het overgrote middengebied is echter nog boerenland en gaat in kwaliteit snel achteruit. Boeren verdwijnen in rap tempo en de verrommeling grijpt ook hier om zich heen. Het agrarische middengebied beslaat ca. 5300 ha en vormt als het ware het cement tussen de bos- en natuurgebieden. Het is wisselend vlak en heuvelachtig en onmisbaar om de kwaliteit en uitstraling van het KAN een gezicht te geven.
Desgevraagd stelt Egbert-Jaap Mooiweer van de Stichting Landschapskapitaal dat de status van een Nationaal Park als kern van het grotere Nationaal Landschap de Gelderse Poort letterlijk een hart zou geven aan het gebied. In tegenstelling tot bijvoorbeeld een gebied als Nationaal Landschap Winterswijk of de Meijerij weten veel mensen nog steeds niet waar de Gelderse Poort nu ligt. In dit stedelijk uitloopgebied liggen volop kansen om een kwalitatief fraai landschap(spark) aan te bieden op steenworp afstand van de stad Nijmegen. In het gebied Ooijpolder-Groesbeek, grenzend aan de Millingerwaard, zijn dergelijke ontwikkelingen hard nodig, stelt Egbert-Jaap Mooiweer van de Stichting Landschapskapitaal, die de financiële middelen voor het gebied beheert. “In de Ooijpolder valt weinig te beleven voor planten en dieren, want nagenoeg alle verbindingsroutes in de vorm van landschapselementen zijn na de laatste ruilverkaveling verdwenen. Als je echter door de spleetjes van je ogen kijkt, zie je nog het raamwerk van een potentieel fraai landschap, maar daar moet je wel in investeren.”
De boeren, als beheerders van het gebied, zouden marktconform betaald moeten worden voor het landschap dat ze behouden en ontwikkelen. Zo kan direct over de Waal een natuur- en landschapspark ontstaan van buitenlandse allure met 8.000 ha natuur en landschapschoon. Zónder storende doorsnijdingen van autosnelwegen en andere infrastuctuur. Waar de bewoners, uit de nieuwe stadsdelen eindeloos kunnen wandelen, fietsen, paardrijden en kanoën en met trots hun familie en vrienden mee naartoe nemen, waardoor het Knooppunt Arnhem Nijmegen vanwege haar prachtige groen-blauwe omgeving blijvend bekend zal staan. De opgave voor het voorbeeldgebied Ooijpolder Groesbeek is dan ook het verbinden van nieuwe en bestaande landschapselementen tot één samenhangend netwerk van streekeigen landschapselementen en het creëren van extra wandelmogelijkheden. Daarvan profiteert iedereen: dieren, planten én mensen.
In het kader van de Nationale Pilots ‘Investeren in Landschap’ heeft de overheid voor de uitvoering van het zogenaamde Deltaplan voor het Landschap in de periode 2007 tot 2013 vier miljoen euro beschikbaar voor landschapsontwikkeling in Ooijpolder Groesbeek, onderdeel van de Gelderse Poort. Bovendien verwacht de overheid van het bedrijfsleven dat zij ook een kwart bijdragen. Zo kunnen zij in de Ooijpolder en Groesbeek investeren in heggen, bloemrijke akkerranden, moerasoevers en wandelpaden. Voor de aanleg en dertig jaar duurzaam beheer van landschapselementen, vastgelegd in een bedrijfslandschapsplan, krijgen de boeren een marktconforme vergoeding. Deze bestaat uit een publiek contract vanuit de zogenaamde groen-blauwe diensten en een privaat contract met de Stichting Landschapskapitaal voor de inzet van grond. In Ooijpolder Groesbeek is ervoor gekozen publieke en private middelen strikt gescheiden te beheren, onder meer vanwege vermeende staatssteun van publiek geld voor een jaarlijkse grondvergoeding. Via Natura is jaren geleden door de drie desbetreffende gemeenten (Millingen-Beek/Ubbergen en Groesbeek) ingesteld als loket voor de uitvoering van het Landschapontwikkelingsplan (LOP) en nu dan de groen-blauwe diensten (zie interview met Tiny Wigman, pagina 22). De Stichting Landschapskapitaal (SLK) sluit zogenaamde kwalitatieve verplichtingen met een zakelijke werking af. Deze worden middels een notariële akte vastgelegd en ingeschreven bij het kadaster, wat als voordeel heeft dat het recht verbonden is aan de grond. Landeigenaren krijgen gedurende 30 jaar 4% van de gemiddelde grondwaarde per jaar en 5% indien een landschapselement recreatief ontsloten wordt. Het stamkapitaal van de SLK Financiering werd gevormd door de overdracht van een bijdrage van de Nationale Postcode Loterij aan de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap voor de uitvoering van het Deltaplan Landschap en wordt aangevuld via renteschenkingen van de Streekrekening Ooijpolder- Groesbeek van de Rabobank.
De komst van een netwerk van landschapselementen is afhankelijk van de bereidheid van boeren om hieraan mee te werken. Na aanvankelijke scepsis en veel bureaucratische hobbels, begint dit jaar de realisatie van een kerngebied van 500 ha en zal voor zo’n 400 ha contracten worden gesloten, waarin landeigenaren middels een bedrijfslandschapsplan minimaal 5% groenblauwe dooradering, waarvan een kwart van de lengtes recreatief ontsloten wordt, realiseren. Over 3 tot 5 jaar zijn dan de eerste volgroeide heggen of natuurlijke akkerranden te bewonderen en zijn er nieuwe wandelpaden. “Onder de stuwwal is nu reeds een voetgangersbrug naar de Ooijpolder aangelegd. Vanaf daar komt een netwerk van nieuwe landschapselementen. Nu loop je nog over de koude dijk naar de theetuin in de Millingerwaard, straks loop je dwars door de polder heen”, schetst Mooiweer de toekomst van het gebied. Door extra heggen, moerasoevers en bloemrijke stroken aan te leggen en deze te verbinden met bestaande elementen, ontstaat een prachtig landschap. Vele plant- en diersoorten zoals kerkuilen, reeën en salamanders profiteren hiervan. Het netwerk van boerenlandpaden zorgt ervoor dat iedereen van al dit moois kan genieten.
Een toekomst als Nationaal Park
Het zou prachtig zijn om van de Gelderse Poort één groot landschapspark te maken, aan het begin van de Nederlandse delta. Zo’n park zou ook grensoverschrijdend kunnen zijn”, vindt boswachter Van Scherrenburg. Het is een toekomstscenario dat voort kan komen uit de huidige ontwikkelingen in het gebied. “Als je de Rijn, de Waal, de Nederrijn en de Rijnstrangen met zijn oude rivierlopen allemaal met elkaar kunt verbinden, is dat natuurlijk prachtig.” De totstandkoming van een Nationaal Park heeft naar verwachting nog wel wat voeten in de aarde. Bekhuis: “Het levert een enorme discussie op onder lokale boeren en bedrijven, want ze zijn bang dat het gebied op slot gaat. Dat betekent een rem op de economische groei.” Met 600 duizend tot 1 miljoen bezoekers per jaar, veel werkgelegenheid, hoge huizenprijzen en verbreding van de landbouw lijkt dat geen gewenste ontwikkeling. Van Scherrenburg ziet echter geen belemmering: “De grote winst is juist dat het gebied nu niet op slot zit. Een Nationaal Park mag de economische ontwikkelingen niet in de weg staan. We moeten het met z’n allen doen.” Volgens Van Scherrenburg is het een realistisch idee, al heeft hij geen idee hoe veel tijd er nog overeen gaat voordat Nationaal Park de Gelderse Poort een feit is. Wie weet komen dan Veluwse wilde zwijnen en edelherten in de nieuwe Millingerwaard hun Duitse soortgenoten uit het Reichswald tegen.
Dit artikel is verschenen in tijdschrift De Nieuwe Wildernis.
Foto: Henk Monster Wikimedia Commons / CC BY 3.0
Tags