Plant + water = liefde

Ons waterland herbergt heel wat iconische planten; bouwers en profiteurs. De bouwers zetten het water naar hun hand. De profiteurs genieten van de natuurlijke waterstroom. Een overzicht van zes iconen binnen dat samenhangende watersysteem.

Een van die biobouwers is groot zeegras (Zostera marina), dat in de Zeeuwse wateren en de Waddenzee groeit. Zeegrassen bouwen hun eigen ecosysteem waar andere soorten weer van profiteren Het lijken wel ‘onderwaterbossen’. Zo is de stroomsnelheied van het water in een zegraasveld een stuk lager en vangt het veld slib in. Daarmee is het een idealse plek voor larven vissen als tond en zeebaars om op te groeien. Ook garnalen en zeeslakken kunnen er goed schuilen. Zij trekken weer grotere vissen en vogels als futen en visdieven aan, die er zich lekker vol kunnen eten.

Door het afsluiten van zeearmen in het verleden is het water daar steeds zoeter geworden en daarmee kreeg het zoutminnende groot zeegras het steeds moeilijker. ‘In zoet water verdwijnen de onderwaterbossen’, vertelt Sander Terlouw, ecoloog bij Staasbosbeheer. ‘In grote velden vormen zeegrassen meer zaad en wortelstokken en overleven ze wel, maar als het er te weinig worden, houden ze het niet vol. Door zeegrasvelden terug te planten probeert Staatsbosbeheer de natuur onder en boven water weer met elkaar te verbinden. Zo maken we het systeem completer.’

Snackbar voor vogels

Op de grens van water en land, in estuaria waar zoet en zout water samenkomen, treffen we nog een biobouwer aan: gewoon kweldergras (Puccinellia maritima), dat groeit op plekken die bij vloed onderlopen. ‘Kweldergras vangt veel sediment in, waardoor de zandplaat omhoogkomt en nieuwe kwelders, zandplanten die alleen bij erg hoog water overstromen, kunnen ontstaan. Tussen het kweldergras groeien soorten als eetbare zoutmelde en de zilte schijnspurrie.

Dankzij kweldergras ontstaan er geulen waarin garnalen en jonge vissen een schuilplek vinden. “Dat is weer een snackbar voor kleine zilverreigers en lepelaars”, vertelt Sander. “Als een kwelder zo hoog wordt dat de zandplaat bij vloed minder vaak overstroomt, nemen andere planten het stokje over en verdwijnt het kweldergras weer.” Kwelders worden begraasd door talrijke ganzen en soms loopt er ook vee. Het gras smaakt namelijk ondanks de zilte ondergrond helemaal niet zout. “Die begrazing is belangrijk, want het vertraagt het proces van verlanding en houdt de kwelder en daarmee het kweldergras langer in stand. Op steeds meer plekken krijgen buitendijkse gebieden weer de kans on kwelder te worden.  

Mierenhapjes

Meer landinwaarts grijpen andere soorten hun kans. Langs de grote rivieren keerden de laatste jaren al meer dan 150 plantensoorten terug. Dat komt doordat beheer erop gericht is de rivier meer ruimte te geven en riviernatuur te herstellen. Bovenop de rivierduinen schittert daar de cipreswolfsmelk (Euphorbia cyparissias). Een biobouwer is dit niet, maar wel een kenmerkende soort voor de riviernatuur. De bladeren doen denken aan de naalden van een spar, en bovenin groeien gele bloemen in kleine schermen. Na de bloei verkleuren de schutbladen van geel naar rood. Cipreswolfsmelk houdt van droge voeten. Hij staat dus op de hoogste plekken van het rivierenlandschap.

De zaden van de cipreswolfsmelk komen hier vaak terecht dankzij een klein aanhangsel, het mierenbroodje. Mieren nemen de zaden mee naar hun nesten op de hogere rivierduinen, waar zij alleen het mierenbroodje opeten. Het zaad krijgt zo de kans om op een nieuwe plek te ontkiemen. Ook verspreiden de zaden via de rivier. De mieren helpen de cipreswolfsmelk vervolgens bij de laatste etappe naar hun geliefde vestigingsplaats. Vooral waar de rivier de ruimte krijgt, vestigen zich op deze manier allerlei typische planten in het stroomdallandschap.

Groene velden

In het zoete water van rivieren, meren, sloten en kanalen zijn doorgroeid fonteinkruid (Potamogeton perfoliatus)en andere leden van de fonteinkruidfamilie dan wél weer echte biobouwers. De stengels van doorgroeid fonteinkruid kunnen tot twee meter lang worden en vormen plaatselijk groene tapijten onder het wateroppervlak. Net als zeegras houdt fonteinkruid sediment vast. Het water tussen de stengels is rijk aan zuurstof en heel helder, waardoor ook andere waterplanten zich er thuis voelen. Dat levert een ecosysteem op met allerlei kleine diertjes, zoals vlokreeften en duikermotten. Van deze laatste soort, een nachtvlinder, leven de rupsen en ook ongevleugelde vrouwtjes onder water op de stengels van het fonteinkruid.

De waterplanten worden begraasd door onder meer tafeleenden en kuifeenden en op de groene velden komen vissen aan en ook eenden af, die er een lekker maal vinden. Landelijk neemt doorgroeid fonteinkruid weliswaar af, maar op sommige plekken doet de plant het juist heel goed door de verbeterde waterkwaliteit in de rivieren. Zó goed zelfs, dat de recreatie inmiddels behoefte heeft aan waterplantvrije zones. Daar wordt gewerkt aan oplossingen zodat natuur en recreatie samen kunnen gaan.

Dikke sponzen

De reis langs de Nederlandse watericonen eindigt bij het eeuwenoude veenlandschap. We onderscheiden in Nederland laag- en hoogveengebieden. Laagveen is gebonden aan de hoogte van de grondwaterspiegel, het veen wordt onder de grondwaterspiegel gevormd. Hoogveen kan, door het voor haar groei afhankelijk is van regenwater, ook boven de grondwaterspiegel uitgroeien.

Kleine veenmossen als hoogveen-veenmos (Sphagnum magellanicum) en waterveenmos (Sphagnum cuspidatum) zijn hier de biobouwers die het water in hun omgeving beïnvloeden. Ze groeien in een zachte, soms verende lagen, bovenop hun voorgangers. De plantjes voelen zich thuis op de hogere delen van het laagveen en in het hoogveen. ‘Veenmossen vormen kussens die zich als sponzen volzuigen met water en zo een veelvoud van hun eigen gewicht aan water kunnen vasthouden’, vertelt Rob van Dongen, hydroloog bij Staatsbosbeheer. ‘Wanneer het nat is, wordt water via lager gelegen slenken afgevoerd. Wanneer het droog is en de waterstanden in het veen dalen, slaan de veenmossen wit uit. Hierdoor weerkaatst meer zonlicht en neemt de verdamping weer af. Zo voorkomt het veen uitdroging.’

Afgestorven veenmossen blijven liggen en beïnvloeden ook de waterhuishouding. Rob: ‘Door de natte, zure omstandigheden in het veen breekt het plantenmateriaal niet af, maar stapelt het zich op. Onder het gewicht van de bovenliggende lagen wordt het veen in elkaar gedrukt. Hierdoor wordt het veen steeds slechter doorlatend en stroomt water minder makkelijk weg naar de omgeving. Al deze processen zorgen voor stabiele en hoge waterstanden waardoor het veen kan blijven groeien. Het systeem houdt zichzelf in stand, tenzij het te veel op de proef wordt gesteld.’

Veenlandschappen waren ooit heel algemeen, maar zijn zeldzaam geworden. Veel veen is in het verleden afgegraven. Door verdroging en te veel stikstof in de natuur herstelt het maar moeizaam. Vernatting van veen ook belangrijk om te voorkomen dan de CO2, die in veen wordt vastgehouden, vrijkomt. Staatsbosbeheer werkt hier al lange tijd aan, onder andere door te voorkomen dat regenwater te veel afvloeit naar de omgeving. Zo moet het natuurlijk proces in het veen weer op gang komen.

Dit artikel is gepubliceerd in nr. 4 winter 2020/2021 van Staatsbosbeheer magazine.

Afbeelding van John French via Pixabay

Meer artikelen in Staatsbosbeheer magazine

Tags

Biologie
Ecologie

Comments are closed.

Omhoog ↑